Gelet op de artikelen 41, 162 en 170 §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, waaronder artikelen 2, 40 en 41, 2e lid,14°;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008, en latere wijzigingen, betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op de omzendbrief van 19 februari 2019 nr. ABB 2019/2 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding betreffende de gemeentefiscaliteit;
Overwegende dat, met het oog op een behoorlijke inning van de gemeentebelastingen, het past verwijlintresten voor de laattijdige betalingen te vorderen of moratoire intresten toe te kennen bij de terugbetaling van belastingen;
Art.1: Voor een termijn beginnend op 01 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031 en bij gebrek aan dergelijke vermelding in de eigenlijke belastingsreglementen, worden verwijlintresten toegepast inzake laattijdige betalingen van gemeentebelastingen of moratoire intresten toegekend bij de terugbetalingen van Gemeentebelastingen.
Art.2: De verwijl- en moratoire intresten worden berekend volgens de regelen van toepassing voor de directe staatsbelastingen, zoals voorzien in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art.3: De invordering van de verwijlintresten en de terugbetaling van de moratoire intresten geschiedt door de financieel directeur overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.