Gelet op de artikelen 41, 162 en 170 §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008, betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, in het bijzonder de artikelen 2, 40 en 41, 2e lid,14°;
Gelet op de omzendbrief van 15 februari 2019 nr. ABB 2019/2 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding betreffende de gemeentefiscaliteit;
Gelet op het Gewestplan en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
Overwegende de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de belasting op verblijfplaatsen in zones voor verblijfsrecreatie bovenal een forfaitaire weeldebelasting is op het gebruik van een luxegoed, ongeacht het inkomen van de belastingplichtige;
Overwegende dat het gebruik van de verblijfplaatsen in verblijfsrecreatiezone zorgt voor periodieke toenames van de bevolking en dat de gemeentelijke voorzieningen aan die toenames moeten aangepast worden; dat deze capaciteitsuitbreiding een last legt op de financiële mogelijkheden van de gemeente; dat het aantal verblijfplaatsen in verblijfsrecreatiezone aanleiding geeft tot verhoogde kosten inzake o.m. veiligheid, afvalbeleid en aanleg en onderhoud van het openbaar domein; dat de bevolkingstoename zorgt voor verhoogde druk op de gemeentelijke en veiligheidsdienstverlening; dat deze omvang van de verhoogde druk niet voorzienbaar is en afhankelijk van de aanwezigheid van de eigenaars of zakelijk gerechtigden van een verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone of de gebruikers van de verblijfplaatsen in verblijfsrecreatiezone; dat het gemeentebestuur en haar veiligheidsdiensten die pieken in de dienstverlening moeten voorzien, wat inhoudt dat meer personeel moet ingezet worden, personeel dat niet in dezelfde orde rendeert op andere momenten; en dit in vergelijking met andere gemeenten met gelijk aantal inwoners maar zonder eenzelfde aantal verblijfplaatsen in verblijfsrecreatiezone; dat de eigenaars of zakelijk gerechtigden van een verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone of de gebruikers ervan evenzeer toegang krijgen tot gemeentelijke dienstverlening, de openbare voorzieningen en infrastructuur van de gemeente;
Overwegende de beleidsdoelstellingen opgenomen in het strategisch meerjarenplan 2026-2031, geformuleerd in o.m. de actieplannen;
Overwegende dat het criterium voor de bepaling van de tarieven de oppervlakte van de niet-mobiele verblijfplaats is; de belasting op verblijfplaatsen in zones voor verblijfsrecreatie maakt een objectief onderscheid naargelang de verblijfsplaats kleiner of maximaal gelijk is aan 40 m² is; de verblijfsmogelijkheden zijn beperkter voor verblijfplaatsen met een maximale oppervlakte van 40 m²;
Overwegende dat een mobiele verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone door zijn aard onderscheiden wordt van een niet-mobiele verblijfplaats;
Overwegende dat wanneer werken of een combinatie van werken in de verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone worden uitgevoerd, die van die aard zijn dat deze gedurende een langere periode, zijnde meer dan zes maanden, onbewoonbaar of onbruikbaar is, een vrijstelling te verantwoorden is. Om te verhinderen dat de eigenaar de werken gaat spreiden over meerdere jaren, om op die manier de belasting te ontlopen, wordt de vrijstelling beperkt tot maximaal twee jaren. Het voorleggen van bewijsstukken van de ingrijpende werken is noodzakelijk;
Overwegende dat wanneer een verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone het voorwerp van een onteigeningsplan uitmaakt, de belastingplichtige gedeeltelijk en in een later stadium zelfs volledig het beschikkingsrecht verliest. Omdat dit de mogelijkheid tot gebruik van de verblijfplaats ernstig in het gedrang brengt of totaal verhindert, is een belasting niet gepast;
Art. 1. : definitie
Art. 2. : belastbaar feit
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een jaarlijkse belasting gevestigd op de verblijfplaatsen gelegen in zones voor verblijfsrecreatie op het grondgebied van de gemeente Koksijde, volgens de toestand op 1 januari van het aanslagjaar.
Art. 3. : belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke- of rechtspersoon die eigenaar is van de verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone. Zijn belastingplicht geldt ook wanneer de verblijfplaats verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt.
§2. In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die vruchtgebruiker, opstalhouder of erfpachthouder is. Zijn belastingplicht geldt ook wanneer de verblijfplaats verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt. De natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is, is hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting
§3. In geval van mede-eigendom, is iedere mede-eigenaar belastingplichtig voor zijn deel. Zijn belastingplicht geldt ook wanneer de verblijfplaats verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt. Elke mede-eigenaar is hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting.
§4. In geval van multi-eigendom, is iedere multi-eigenaar belastingplichtig volgens zijn toegewezen deel. Zijn belastingplicht geldt ook wanneer de verblijfplaats verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt. Elke multi-eigenaar is hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting.
§5. In geval van overlijden en de erfgenamen onbekend zijn, wordt de belasting ingekohierd op “Nalatenschap + (naam overledene)” aan het adres van de curator van de onbeheerde nalatenschap. Indien geen curator is aangesteld, wordt de belasting op het adres van de laatste woonplaats van de overledene ingekohierd.
In geval van overlijden en indien niet alle erfgenamen gekend zijn, wordt de belasting ingekohierd op de onverdeeldheid “Nalatenschap + (naam overledene)” aan het adres van de echtgeno(o)t(e) of (één van de) kind(eren) of één van de andere bloedverwanten of een gekende erfgenaam of notaris belast met de verdeling of aangestelde curator.
Art. 4: tarief
Het tarief per verblijfplaats wordt voor het aanslagjaar 2026 als volgt vastgelegd:
- 1.200,00 euro voor een niet-mobiele verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone;
- 980,00 euro voor een kleine niet-mobiele verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone;
- 600,00 euro voor een mobiele verblijfplaats in verblijfsrecreatiezone;
Het tarief wordt jaarlijks verhoogd met 2,5%, waarbij de verhoging telkens wordt berekend op het tarief dat geldt voor het voorafgaande aanslagjaar. Het bedrag zal na verhoging worden afgerond naar de hogere euro.
De belasting is jaarlijks en ondeelbaar verschuldigd door de belastingplichtige.
Art. 5 : bijzondere bepalingen
§1 Vrijstelling wordt verleend aan
§2. De belasting op verblijfplaatsen gelegen in zones voor verblijfsrecreatie is niet van toepassing op de verblijfplaats die blijkens een voorlopige of definitieve inschrijving in de bevolkingsregister als hoofdverblijfplaats wordt gebruikt of waarvoor een declaratief attest van woonrecht wordt vastgesteld op de wijze bepaald in het besluit van de Vlaamse regering betreffende de declaratieve attestering van het bestaan, het niet bestaan of het verval van het woonrecht in de zin van artikel 5.4.3. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
§3. De belasting op tweede verblijven is niet van toepassing op de verblijfplaats gelegen in een zone voor verblijfsrecreatie.
Art. 6: invordering
De belasting wordt door middel van kohieren ingevorderd overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008, en latere wijzigingen, betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.
De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 7. : bezwaarprocedure
De belastingschuldige kan een bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet worden gemotiveerd en ondertekend en op straffe van nietigheid schriftelijk worden ingediend. Het moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag. Indien de belastingschuldige gehoord wil worden, dient dit uitdrukkelijk gevraagd te worden in het bezwaarschrift.
Art. 8: bekendmaking
Dit reglement wordt door de burgemeester bekendgemaakt op de gemeentelijke website, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd. De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.