Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, art. 56 §3, 7°;
Gelet op het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 3.2.1.; 5.4.1. t.e.m. 5.4.3.; art. 5.4.9.;
Gelet op het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, art. 5.4.5. & 5.4.6.;
Gelet op het Ministerieel Besluit van 20 maart 2017 waarin minister Bourgeois, bevoegd voor onroerend erfgoed, de gemeente Koksijde als onroerenderfgoedgemeente heeft erkend;
Gelet op het decreet houdende de wijziging van het Onroerenderfgoedecreet van 13 juli 2018, art. 3.2.1.; 5.4.1. t.e.m. 5.4.3.; art. 5.4.9.;
Gelet op het besluit houdende de wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 14 december 2018, art. 5.4.5. & 5.4.6;
Gelet op het indienen van de archeologienota voor aktename op 25 augustus 2021 door door Tineke Van denhaute (ABO Consultancy) voor het project Koksijde Robert Vandammestraat 264-266 (ID 19844): de geplande werken (totale oppervlakte: 7004 m²) omvatten de afbraak van een woonhuis, magazijnen en uitbraak van verhardingen (>90% van het plangebied bestaat uit beton en asfalt) voor de nieuwbouw van 15 sociale woningen met private tuinen en 6 appartementen (4 clusters van 4, 1 cluster van 3; opp. 1190 m² met bodemingreep tot 0.80 m -mv), nutsleidingen (vergt bodemingrepen van 1.50 m tot 2,80 m -mv) en wegen- en omgevingswerken (nieuw aan te leggen wegtracé met voetpad, parkeergelegenheid op grasbetontegels, groenzones, speelpleintje, picknickbanken en speeltoestel; vergt bodemingrepen tot 0.50 m -mv) met toegang aan de Robert Vandammestraat.
Overwegende het negatieve advies van de gemeentearcheoloog Alexander Lehouck van 26.08.2021:
Het plangebied situeert zich in een door duinzand afgedekt landschap, met huidig maaiveld tussen +6.60 en +7.10 m TAW. Er dient over het algemeen rekening gehouden met verstoringen tot minstens +5,8 m TAW, een plaatselijk (voor de aanleg van nutsleidingen) tot ca. +3,80 m TAW of dieper. Op basis van archeologische onderzoeksresultaten in de directe nabijheid dient rekening gehouden met archeologische sporen uit de metaaltijden, de Romeinse tijd, de vroege- volle en late middeleeuwen. Verwachte diepteligging worden in het rapport niet vermeld. Voor de periode tot de volle middeleeuwen mag worden uitgegaan van een diepteligging van ca. 4 à 5 m TAW. Sporen uit latere periodes kunnen eventueel ook hoger in de bodem worden verwacht. Deze archeologische niveaus worden bij de werken plaatselijk verstoord en kunnen mogelijk archeologische sporen opleveren. Voor de periode tot de late 18de eeuw beschikken we over gegevens die aantonen dat het plangebied zich middenin de duinen bevindt, waardoor de archeologische verwachting voor de periode van het Ancien regime zeer laag wordt ingeschat. Eind 18de eeuw bevinden we ons op het meest westelijke einde van de Kerckepanne (°1783 bij octrooi), voorloper van het huidige De Panne (eertijds afh. van Adinkerke) dat zich langs de Veurnestraat ontwikkelde. Het plangebied is gelegen ten oosten van de oude parochiegrens Adinkerke-Koksijde (afgepaalde grenslijn westwaarts, net buiten het plangebied; cfr. historisch cartografisch materiaal) en lag tot de Franse Revolutie op grondgebied van de abdij Ten Duinen. Bebouwing binnen het plangebied gaat in oorsprong mogelijk terug op de late 18de – eerste helft 19de eeuw (cfr. historisch cartografisch materiaal). Voor wat betreft de Wereldoorlogen zijn geen gegevens betrokken.
Samenvattend kunnen we stellen dat we voor de periode van de 17de-late 18de eeuw over voldoende informatie beschikken om de afwezigheid van een archeologische site met hoge waarschijnlijkheid aan te geven. Er is geen informatie weergegeven over mogelijk aanwezigheid van WO-sporen. Ook voor de middeleeuwse periode of ouder beschikken we nog over onvoldoende informatie om de aanwezigheid van een archeologische vindplaats te kunnen bevestigen en waarderen. Er is onvoldoende info over het kennispotentieel, waardoor verder archeologisch vooronderzoek is aangewezen. Deze motivatie rechtvaardigt de aanbeveling voor verder (voor)onderzoek (cfr. de aan het decreet gekoppelde Code van Goede Praktijk, 5.2. inzake afweging noodzaak verder vooronderzoek), zodat op basis hiervan de aan- of afwezigheid van archeologische resten en het kennispotentieel daarvan kan worden aangetoond.
Er wordt in het programma van maatregelen aanbevolen om - in een uitgesteld traject na afbraak van de bestaande gebouwen - meteen te starten met archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem (8 landschappelijke profielputten) ipv eerst landschappelijk booronderzoek te verrichten. Reden die men aangeeft is de zichtbaarheid en herkenbaarheid van eventuele archeologisch relevante lagen. Bij positieve resultaten uit dat landschappelijk bodemonderzoek zou verder archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem worden gepland (methodiek te bepalen op basis van de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek; er wordt gedacht aan een proefsleufonderzoek). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de diepteligging van eventuele relevante archeologische lagen: er dient hierbij rekening gehouden te worden met een aanlegdiepte van bijna 3 meter, wat erg veel is in de duinstreek en tot instabiliteit van profielputten zal leiden. Dit programma voor uitgesteld vooronderzoek zou hiermee praktisch onuitvoerbaar worden. Er wordt aanbevolen om de strategie in het programma van maatregelen bij te sturen en daarbij toch (hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk) landschappelijk booronderzoek op basis van mechanische boringen te overwegen. Overleg met de gemeentearcheoloog bij het op punt stellen van de methodiek wordt sterk aanbevolen.
Art. 1: Er wordt geen akte genomen van de archeologienota aangaande Koksijde Robert Vandammestraat 264-266 (https://id.erfgoed.net/archeologie/notas/19844) (Koksijde, Afdeling 3, Sectie A, percelen 761E, 761F, 757B).
Art. 2: Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan de dienst Stedenbouw, het Abdijmuseum, de dienst Cultuur en Erfgoed, aan de erkend archeoloog die het dossier indiende en de bouwheer.