Terug
Gepubliceerd op 07/07/2021

Besluit  besluiten burgemeester

wo 07/07/2021 - 16:50

Politiebesluit van de waarnemend burgemeester betreffende het invoeren van een algemene mondmaskerverplichting op de markten, de kermissen, en elke private of publieke druk bezochte plaats, zoals bepaald door de bevoegde lokale overheid en afgebakend met een aanplakking die de tijdstippen preciseert waarop de verplichting van toepassing is vanaf de leeftijd van 13 jaar

Aanwezig: Marc Vanden Bussche, Stéphanie Anseeuw, Joeri Stekelorum

Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 63, betreffende de bevoegdheden van de burgemeester dat bepaalt dat naast zijn bevoegdheden voor de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten, voor de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en voor dringende politieverordeningen, de burgemeester eveneens bevoegd is voor de uitvoering van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale overheid, het gewest of de gemeenschap tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de gemeente is opgedragen;

Gelet op de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, artikel 135 §2, 5° betreffende de bevoegdheid van de gemeenten dat bepaalt dat de gemeenten bevoegd zijn om passende maatregelen te nemen om rampen en plagen, zoals epidemieën en epizoötieën te voorkomen het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden;

Gelet op de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, artikel 133 betreffende de bevoegdheid van de burgemeester dat bepaalt dat de burgemeester belast is met de uitvoering van de politiewetten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten;

Gelet op het Ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19;

Gelet op Ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en verdere wijzigingen, en in het bijzonder artikel 25, 6° en artikel 27;

Gelet op het ministerieel schrijven van 24 juli 2020 van de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Buitenlandse Handel Pieter De Crem inzake het beheer van de federale fase en de uitvoering van de lokale maatregelen;

Overwegende de verklaring van de Wereldgezondheidsorganisatie met betrekking tot de noodtoestand inzake de openbare gezondheid op internationaal niveau van 30 januari 2020, in het bijzonder met betrekking tot de besmettelijkheid en het sterfterisico;

Overwegende dat het coronavirus COVID-19 als een pandemie werd verklaard door de Wereldgezondheidsorganisatie op 11 maart 2020, met een aanzienlijke verspreiding binnen Europa en België;

Overwegende de inleidende toespraak van de directeur-generaal van de WHO van 12 oktober 2020 die aangaf dat het virus zich voornamelijk verspreidt tussen nauwe contacten en aanleiding geeft tot opflakkeringen van de epidemie die onder controle zouden kunnen worden gehouden door middel van gerichte maatregelen;

Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa van 15 oktober 2020, die onder meer aangaf dat de overdracht en besmettingsbronnen plaatsvinden in de huizen, binnen in publieke plaatsen en bij de personen die de zelfbeschermingsmaatregelen niet correct naleven;

Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa van 20 mei 2021, die aangaf dat het aantal besmettingen en doden daalt maar dat waakzaamheid geboden blijft; dat in de komende maanden de toegenomen mobiliteit, fysieke interacties en bijeenkomsten kunnen leiden tot meer overdracht in Europa; dat indien de sociale
maatregelen worden versoepeld, de inspanningen op het gebied van testing en sequencing, isolatie, tracering van contacten, quarantaine en vaccinatie moeten worden verdubbeld om de situatie onder controle te houden en ervoor te zorgen dat de tendensen in dalende lijn blijven gaan; dat noch de testing, noch het toedienen van vaccins een vervanging is voor het naleven van maatregelen zoals het behouden van een afstand houden en het dragen van mondmaskers in openbare ruimten of in de inrichtingen van de gezondheidszorg;

Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO van 10 juni 2021, waarin wordt benadrukt dat ondanks de over het algemeen gunstige ontwikkeling van de epidemische situatie in Europa, de vaccinatiegraad van de bevolking, en in het bijzonder de bevolking die vanwege haar leeftijd of co-morbiditeitsfactoren risico loopt, niet een niveau heeft bereikt waarmee elk risico nu zou zijn uitgesloten; dat het coronavirus COVID-19 nog steeds op het Europese grondgebied circuleert; dat de zorgwekkende B.1.617.2 variant (Deltavariant), die gekenmerkt wordt door een grotere overdraagbaarheid, op het punt staat er zich te vestigen; dat het bijgevolg noodzakelijk is
voorzichtig te blijven om een nieuwe opflakkering van de epidemie te voorkomen; dat er nog steeds oproep wordt gedaan op de individuele verantwoordelijkheid van de burgers, in het bijzonder wat betreft de eerbiediging van de social distancing;

Overwegende dat de bezettingsgraad van de ziekenhuizen blijft dalen; dat de druk op de ziekenhuizen en op de continuïteit van de niet-COVID-19-zorg weliswaar nog steeds reëel is en dat dit een negatief effect heeft op de volksgezondheid; dat een aantal ziekenhuizen zich nog steeds bevindt in fase 1B van het ziekenhuisnoodplan; dat een effectieve grootschalige uitbraak van het virus in de gemeente Koksijde mogelijks kan leiden tot een problematische situatie voor het referentieziekenhuis te Veurne;

Overwegende dat de variant B.1.1.7 (Alpha-variant) dominant is geworden in België; dat deze variant besmettelijker is en daardoor het virus nog vlotter kan circuleren onder de bevolking; dat de Delta variant ook reeds op ons grondgebied aanwezig is; dat deze laatste nog besmettelijker is en dat het besmettingspercentage met deze variant
toeneemt;

Overwegende dat het van belang is dat er een maximale coherentie bestaat bij het nemen van maatregelen voor de handhaving van de openbare orde, teneinde de efficiëntie ervan te maximaliseren; dat deze maatregelen dienen te gelden voor het ganse grondgebied; dat de lokale overheden evenwel de mogelijkheid hebben om, rekening
houdend met de epidemiologische toestand op hun grondgebied, strengere maatregelen te nemen voor zover die proportioneel en in de tijd beperkt zijn;

Overwegende de urgentie en het risico voor de volksgezondheid die het coronavirus COVID-19 met zich meebrengt voor de bevolking;

Overwegende dat het coronavirus COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen treft;

Overwegende dat het coronavirus COVID-19 wordt overgedragen van mens op mens via de lucht; dat de overdracht van de ziekte lijkt plaats te vinden via alle mogelijke emissies via de mond en de neus;

Overwegende dat, gezien wat voorafgaat, bepaalde bijeenkomsten in besloten of overdekte plaatsen, maar ook in open lucht, nog steeds een specifieke bedreiging vormen voor de volksgezondheid en aan een aantal beperkingen dienen te worden onderworpen;

Overwegende dat de maatregelen houdende een beperking en omkadering van bepaalde activiteiten nog steeds onontbeerlijk en proportioneel zijn om het fundamentele recht op leven en gezondheid van de bevolking te vrijwaren; dat kinderen tot en met 12 jaar, voor wat betreft het maximum aantal toegelaten personen bij bijeenkomsten, steeds worden meegeteld, tenzij uitdrukkelijk anders wordt gesteld;

Overwegende de federale maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan;

Overwegende dat artikel 25, 6° van het Ministerieel Besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken bepaalt dat eenieder, met uitzondering van kinderen tot en met 12 jaar, is verplicht om de mond en de neus te bedekken met een mondmasker of elk ander alternatief in stof wanneer het onmogelijk is om de naleving van de regels van social distancing te garanderen en bovendien deze verplichting ook geldt in de winkelstraten, de markten, de kermissen, en elke private of publieke druk bezochte plaats, zoals is bepaald door de bevoegde lokale overheid en afgebakend met een aanplakking die de tijdstippen preciseert waarop de verplichting van toepassing is; dat artikel 27 van het Ministerieel Besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken bepaalt dat zowel de burgemeester als de gouverneur aanvullende preventieve voorzorgsmaatregelen kan nemen;

Overwegende dat de lokale overheid aldus het dragen van het mondmasker kan verplichten in de winkelstraten, de markten, de kermissen en elke private of publieke druk bezochte plaats; dat het louter gebruik van een masker echter niet volstaat en dat het steeds gepaard moet gaan met de andere preventiemaatregelen;

Overwegende dat de opdracht van de gemeenten bestaat in het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen; dat deze bevoegdheid met name betrekking heeft op het handhaven van de openbare gezondheid;

Overwegende dat om de naleving van politiebesluiten te verzekeren, de burgemeester rechtstreekse dwangmiddelen kan aanwenden en een beroep kan doen op de lokale politie en de federale politie;

Overwegende dat het dragen van een mondmasker of van elk ander alternatief in stof een belangrijke rol speelt om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan;

Overwegende dat een groot aantal inwoners van de gemeente Koksijde tot de meest kwetsbare groep behoort en bijzondere maatregelen zich opdringen ter bescherming van de gezondheid van deze bevolkingsgroep;

Overwegende dat Koksijde geconfronteerd wordt met een sterke stijging van het aantal personen op het
grondgebied van de gemeente omwille van verblijfstoerisme, dagjesmensen en tweede verblijvers; dat dit zorgt voor een bijkomende drukte in Koksijde waarbij deze drukte zich geregeld spontaan kan voordoen op diverse plaatsen en in het bijzonder op markten van allerhande aard en kermissen; dat hierdoor de social distancing niet steeds gegarandeerd kan worden; dat bovendien bij de bezoekers van markten allerhande er onduidelijkheid is over het al dan niet dragen van een mondmasker en dit leidt tot controverses, dat daarom een eenduidige aanpak nodig is in functie van de openbare gezondheid en veiligheid

Overwegende dat de toename van de bezoekers vooral merkbaar is op welbepaalde drukke plaatsen; dat de regels van social distancing op deze drukke plaatsen niet steeds kunnen worden nageleefd; dat het raadzaam is om op welbepaalde drukke plaatsen een mondmasker te verplichten vanaf de leeftijd van 13 jaar;

Overwegende dat het dragen van een mondmasker op het grondgebied van de gemeente Koksijde verplicht wordt opgelegd vanaf de leeftijd van 13 jaar bij het bezoeken van markten van allerhande aard en kermissen;

Overwegende dat deze lokale maatregel zich opdringt om de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan;

Overwegende dat er een continue evaluatie zal gebeuren van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen en deze steeds kunnen worden herzien;

Art. 1,

§1: Ter vrijwaring van de openbare veiligheid en gezondheid, in het licht van de COVID-19 pandemie, wordt door waarnemend burgemeester Stéphanie Anseeuw beslist dat op het grondgebied van de gemeente Koksijde bij het betreden van markten, met inbegrip van avondmarkten, jaarmarkten, braderijen, brocante- en rommelmarkten en op kermissen, en dit ongeacht het aantal aanwezigen, steeds en door iedereen een mondmasker dient te worden gedragen en dit vanaf de leeftijd van 13 jaar.

§2: Het dragen van een mondmasker vanaf de leeftijd van 13 jaar is eveneens ten allen tijde verplicht volgens de geldende federale en provinciale protocollen.

§3: Een uitzondering op bovenstaande verplichting is voorzien voor wie over een medisch attest beschikt dat het dragen van een mondmasker niet mogelijk is. In geval het dragen van een masker of elk alternatief in stof niet mogelijk is omwille van medische redenen, moet een gelaatsscherm worden gebruikt.

Art. 2: Voor het nuttigen van voeding en drank op de voor publiek toegankelijke plaatsen mag het mondmasker tijdelijk en niet langer dan strikt noodzakelijk worden afgenomen;

Art. 3: Inbreuken op de mondmaskerverplichting zoals bepaald in artikel 26 van het Ministerieel besluit van 28 oktober 2020  houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken worden beteugeld met de straffen bepaald door artikel 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

Art. 4: Dit besluit treedt in werking en is uitvoerbaar met onmiddellijke ingang van heden 7 juli 2021 en dit tot en met 31 augustus 2021 en kan te allen tijde en onbeperkt herzien worden in het licht van de verdere evolutie van de gezondheidsrisico’s.

Art. 5: De lokale politie en de federale overheid is belast met het toezicht op de naleving van dit besluit.

Art. 6: Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld door binnen de zestig (60) dagen na ontvangst, een verzoekschrift tot schorsing of vernietiging in te dienen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het ondertekende verzoekschrift kan per aangetekende zending aan de griffie van de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel worden gericht of elektronisch via http://eproadmin.raadvst-consetat.be.